Dialect
Dialect
Janmac-blog
Berd Westerveld in actie als Wald-didacticus
Wanneer je de pensioengerechtige leeftijd hebt bereikt of, zoals in mijn geval, dat moment al enkele jaren achter de rug hebt, kan het gebeuren dat je ineens rare dingen gaat doen. Ik spreek nu uitsluitend voor mezelf, maar kan me niet voorstellen dat andere ouderen altijd als zijnde ‘normaal’ blijven functioneren.
Vanaf mijn twaalfde, dus ongeveer het moment dat ik de lagere school verliet, heb ik vrijwel geen Achterhoeks meer gesproken. De ‘omstandigheden’ – in mijn geval een acht jaar durend verblijf op internaten – waren hier debet aan. Mijn hierop volgende, drieënveertig jaar durende, loopbaan in het onderwijs was eveneens zo’n ‘omstandigheid’ die belemmerend werkte op communiceren in mijn moerstaal.
Nu ik (zuiver statistisch gezien dan) een weinig meer verleden heb dan toekomst, is het dus raar dat ik me met mijn volle (over)gewicht werp op het spreken, meer nog: op het schrijven van die taal van toen.
In gezelschappen waar ik tegenwoordig verkeer, wordt volop gecommuniceerd in het Achterhoeks. Zelfs in het diepe Achterhoeks, tenminste als ik de hevigheid van het dialect waarop ik oefen zo mag omschrijven.
Een doorsnee Nederlander zal me vast niet glazig aanstaren wanneer ik vertel dat ik naar ‘huus’ of zelfs ‘naor hoes ga’ of ‘gao’. De teksten waarop ik gisteravond werd getrakteerd, waren echter van een veel heftiger kaliber. Met een twintigtal andere streekgenoten – we zijn geen streekbewoners, maar genieten van onze streek – nam ik deel aan een ‘proefdictee’ om de spelling van de Liemerse en Achterhoekse spraak volgens geldende regels te leren schrijven. Sterker nog, dit was alweer de tweede bijeenkomst waarbij ik samen met dit kluitje Achterhoekers ijverig alle ins en outs onder de knie poogde te krijgen. En dat van een taal die – als ik zo oneerbiedig mag zijn, en dit mag je beslist nooit hardop zeggen! – op den duur gedoemd is te verdwijnen. Het gezelschap ‘raren’, waaronder veel voormalige leraren, verdiepte zich in het spellen van woorden als ‘nöstekötjen’ – en beweer nu niet dat je weet wat dit betekent – ‘keurken’ en ‘göng‘. Nog meer? Oke, daar gaat-ie: gelaene, dawwe, rös, lechte, läönes. En krijg je al trek bij het horen van het woord knieperkes, rullekes of eventueel peerdeköttels?
Wees eens eerlijk: het op volkomen vrijwillige basis ondergaan van deze behandeling kun je toch niet als zijnde normaal bestempelen. Het geeft zelfs aanleiding tot lichte bezorgdheid.
Aardig detail van genoemde oefenavond was dat een deelneemster bij de ontknoping, dus bij het nakijken van de neergepende teksten, doodleuk enige keren vroeg wat sommige via het digibord geprojecteerde woorden toch wel konden betekenen. De samenstellers maakten het bewust vrij bont: “anders is het te gemakkelijk”. Zo’n inzicht kan opluchting veroorzaken
De oefenavond had als doel de voorgelezen teksten niet fonetisch maar volgens de regels van de ‘Waldspelling’ te noteren. ‘Good luustern’ was wel het adagium. De werkelijk doldrieste zinnen bevatten uitdrukkingen en woorden met betekenissen waarnaar je inderdaad soms moest gissen. Gelukkig beschikten de voorlezers over een buitengewoon grote hoeveelheid actuele humor. Wat immers te denken van “Steureg kek e de deerntjes onder de rökke en hef eur uut-escholn too-t-ze göng bleern, want dat krie’j dan. Hoo kan ’n moo nog van zo’n läönes holn?”
Sorry, ik vergat even dat je als gebruiker van het Algemeen Verzorgd Nederlands keine blasse Ahnung hebt van wat hier zoëven werd bedoeld, maor ‘t klinkt ok zo alderbastend mooi! Trouwens de term “#Me Too” kwam – hoe actueel! – ook aan bod.
Over een week of drie zit ik samen met een, zelfs nog groter, gezelschap Achterhoekers en Liemersen te zwoegen op een minstens zo buitenissig aantal woorden en zinnen, waar de gewone, zeg maar zinnige, Nederlander, naar te verwachten nauwelijks iets van begrijpt.
‘I paradossi sono sempre pericolosi.’ Met deze zin beëindigde ik, eenmaal thuis gekomen, voor mezelf de bijzonder amusante avond. Dit keer in een taal die me al jarenlang tweemaal daags via een spreuk dan wel aforisme in mijn digitale postbus wordt aangereikt; nog zo’n rare gewoonte waarmee ik me prima vermaak. ‘Paradoxen zijn altijd gevaarlijk,’ is de vertaling. Daar ga ik me niet over opwinden, want we hebben het allemaal keurig achter de rug en morgen weer een dag.
donderdag 1 maart 2018